In 2005, 2008, 2015 en 2022 beschreef ik hoe het Margot gelukt was om van de paar huismussen die onze tuin in Leiderdorp zo nu en dan bezochten, een mooie groep van uiteindelijk rond 70 tot 80 mussen te maken. We zijn nu weer een poosje verder. Op zich is er niet heel veel veranderd met betrekking tot ons project. Maar wat wel een nieuwe aflevering rechtvaardigt: 2024 is door Sovon en Vogelbescherming uitgeroepen tot het Jaar van de Huismus.
Sovon zal verschillende onderzoeken uitvoeren, onder andere naar het broedsucces van de huismus. Vogelbescherming wil zowel particulieren als bouwprofessionals aanzetten om bij de inrichting van de tuinen en het (ver)bouwen van de huizen rekening te houden met de huismus. Onze woonomgeving moet duurzamer en groener.
In het Jaar van de Huismus kan iedereen meedoen om de kennis over deze gezellige soort te vergroten. Hoe meer we weten, hoe beter we de huismus kunnen beschermen. Onderzoek vormt een belangrijk onderdeel van het Jaar van de Huismus. Er is nog te weinig bekend over het broedsucces van de huismus. Welke factoren hebben de grootste invloed op het broedsucces? Aanbod van voedsel? Een veilige leefomgeving? Speelt het klimaat een rol? |
Gemiddeld hebben huismussen twee tot drie nesten per jaar, steeds met vier tot zes eieren. Het leggen van de eieren duurt 5 dagen, het broeden 11 tot 12 dagen en de jongen zijn vliegvlug 17 dagen na hun geboorte. Minimaal twee nesten per jaar zijn nodig om de hoeveelheid mussen in stand te houden. Mussen zijn in beginsel paartrouw. Maar wanneer zich een betere partner aandient, wordt er wel overspel gepleegd. Het broedseizoen vangt aan in maart en kan doorlopen tot in september. De huismus is een koloniebroeder. Grotere kolonies (dat wil zeggen meer dan 25 broedparen bij elkaar) hebben een beter broedresultaat dan kleine kolonies. De jongen krijgen de eerste twee weken vooral insecten te eten, vaak bladluizen. Het broedsucces is daarmee ook sterk afhankelijk van voldoende eiwitrijk voedsel in de omgeving. |
De huismus is een honkvaste en sociale vogel die het hele jaar door in groepen leeft. Het is een standvogel; de huismus trekt in de winter niet weg. Jonge huismussen verspreiden zich in de regel niet verder dan 1 kilometer van de geboorteplaats. Groenblijvende struiken en klimplanten worden gebruikt als gezamenlijke rust- en slaapplaats. De nesten worden vooral in koude periodes ook als verblijf- en slaapplaats gebruikt. Het grootste deel van het leven van een huismus speelt zich af binnen een straal van 350 meter rondom het nest. Veel activiteiten, zoals badderen en slapen, worden gemeenschappelijk ondernomen. |
In de aflevering van Sovon-nieuws van maart jongstleden staat een interessant interview met René Oosterhuis, de huismussenexpert van ons land. Hij doet al 17 jaar onderzoek naar deze leuke vogels. Volgens Oosterhuis, die "zijn" huismussen in de tuin van kleurringen heeft voorzien, kan het zijn dat je maximaal 40 mussen tegelijk in jouw tuin ziet, terwijl de lokale populatie dan minstens uit 150 exemplaren bestaat. Hij heeft ook ontdekt dat de huismus een kortlevende soort is. De sterfte onder juveniele mussen is zeker in de eerste fase erg hoog. Slechts 50% van de uitgevlogen jongen wordt ouder dan twee maanden. Daarom is de mussenstand aan het eind van een winter vaak al weer hetzelfde als het jaar daarvoor. Huismussen die deze lastige periode overleven, worden een jaar of twee oud. Maar er zitten ook mussen tussen van zes tot zeven jaar oud. |
Er komt steeds meer kennis over de huismus bij, en daar zal dit bijzondere jaar zeker weer een flinke bijdrage aan leveren. Wat we al wel weten over het beschermen van de huismus is dat er binnen een straal van 350 meter van een nestplaats het hele jaar rond sprake moet zijn van de volgende situatie:
|
Het is maar goed dat we het project destijds Margot's mussenproject en niet Margot's huismussenproject hebben genoemd. Want bij de laatste Tuinvogeltelling zaten er maar liefst 5 ringmussen tussen de groep huismussen. Al eerder zagen we zo nu en dan een ringmus, maar dat aantal lijkt dus toe te nemen. We hebben geen idee waar ze vandaan komen en hoe ze ons hebben gevonden, maar we zijn er erg blij mee.
|